De olieprijs kreeg net als de meeste grondstoffen deze week een flinke tik te verwerken. Minder gunstige economische vooruitzichten of zelfs een recessie worden als oorzaak genoemd. Tot nu toe werd er door de analisten vooral naar de aanbodkant van de markt gekeken voor de prijsvorming. Er gaan steeds meer geluiden op dat de vraag ontwikkeling minstens zo belangrijk wordt de komende tijd.
De oliemarkt duikelde omlaag deze week. Maandag 4 juli begon de ruwe Brent-olienotering nog sterk aan de week met een slotkoers van $113,83 per vat, ruim $2 boven de notering van voor het weekend. Door negatieve economische verwachtingen maakte de koers een forse sprong naar beneden. Woensdag 6 juli sloot de koers voor het eerst in twee maanden weer onder de $100 per vat op $99,64 per vat. Tijdens het schrijven is de prijs van Brent-olie weer opgelopen naar ruim $106 per vat. Dat is overigens nog wel een verlies van 6% deze week.
De daling van de olieprijs past in een bredere trend op de grondstoffen en aandelenmarkten deze week. Een strikter monetair beleid (het verhogen van de rente) in een aantal toonaangevende economieën, met de FED in de VS voorop, kan de economische groei negatief beïnvloeden. Bij een recessie daalt de vraag naar goederen en grondstoffen. Met de verkoopgolf van begin deze week namen handelaren en speculanten daar alvast een voorschot op. Of dat sentiment terecht is, is onderwerp van discussie.
Vraag
Voor de oliemarkt zijn er grofweg twee stromingen. De banken JP Morgan en Citigroup kwamen de afgelopen week met tegenstelde visies naar buiten die beide één van de stroming in de markt vertegenwoordigen. De analisten van JP Morgan hebben vooral naar de aanbodkant gekeken en de rekenmodellen losgelaten op wat er zou gebeuren als Rusland aan de productiecapaciteit zou gaan sleutelen. In het meest extreme scenario kan volgens JP Morgan de olieprijs naar $380 per vat stijgen. Dat zou gebeuren als Rusland in reactie op een door het westen voorgestelde prijslimiet op Russische olie de kraan volledig dicht zou draaien. Bij een iets minder sterke ingreep, 3 miljoen vaten per dag minder oppompen, stijgt de prijs volgens de bank overigens nog steeds naar een record van $190 per vat. Een alternatief scenario waar de analisten naar hebben gekeken is de mogelijkheid dat Rusland buiten de westerse sancties om olie aan China en India levert. Dat lijkt verleidelijk voor de Russen, maar zou ook betekenen dat Rusland geen invloed meer kan uitoefenen op de benchmarkprijzen van Brent- en WTI-olie op de wereldmarkt.
Aanbod
Citigroup vertegenwoordigde afgelopen week de andere stroming onder analisten op de oliemarkt. Hierbij wordt juist gekeken naar de vraagkant. Ruwe olie is sinds de oorlog in Oekraïne circa 50% duurder geworden. Dat komt voor een deel door onzekerheid en voor een deel door sancties, logistieke problemen, enzovoorts. De hoge energieprijzen zijn een van de aanjagers van inflatie en zette daarmee indirect een rem op de economische groei. Vertaald zich dat in een recessie, dan is een olieprijs van $65 per vat aan het einde van dit jaar goed mogelijk volgens de analisten van de Citigroup. De prijs zou een jaar later zelfs nog verder kunnen zakken naar $45 per vat al wordt die kans op 10% geschat. Blijft de economische krimp beperkt en komt het niet tot een recessie, dan houdt de bank nog steeds rekening met een lagere olieprijs. Volgens de analisten van de bank komt ruwe Brent-olie aan het einde van het jaar dan uit op $85 per vat.
Van alle tumult op de ruwe oliemarkt is op de dieselmarkt nog niet heel veel te merken. De prijs voor diesel liet weliswaar een daling zien, maar we zitten nog lang niet op niveau van april zoals bij de ruwe olie wel het geval is. Dinsdag 5 juli piekte de dieselprijs op €164,23 per 100 liter. Dat zakte donderdag 7 juli naar €153,53 de laagste prijs sinds eind mei. Inmiddels is de prijs alweer opgeklommen naar €159,66 per 100 liter.