De Nederlandse zelfvoorzieningsgraad is met 54,3% relatief laag en zou een groot probleem zijn als de grenzen ooit dicht gaan, maar wat betekent de zelfvoorzieningsgraad eigenlijk in de praktijk?
Vorige week plaatste Farmers Defence Force een bericht op de website om aandacht te vragen voor deze lage zelfvoorzieningsgraad, waarmee Nederland tot de top 8 landen met de laagste zelfvoorzieningsgraad op de wereld zou behoren. Maar wat is die zelfvoorzieningsgraad nou eigenlijk? En is dat hetzelfde als voedselzekerheid, een andere term die vaak in combinatie met het eerste begrip wordt gebruikt.
Zelfvoorzieningsgraad en voedselzekerheid
Volgens de FAO is de zelfvoorzieningsgraad de mate waarin een land kan voorzien in de eigen voedselbehoefte op basis van de eigen productie. Landen die zelfvoorzienend zijn, kunnen hun voedselproductie tot op zekere hoogte specialiseren en zowel voedsel importeren als exporteren. Een zelfvoorzienend land produceert evenveel of meer voedsel dan het consumeert, zelfs als sommige van de door de bevolking geconsumeerde voedingsmiddelen verschillen van de producten die het land zelf produceert. De FAO hanteert hier voor de Self Suffiency Ratio (SSR). De meeste landen die netto voedselexporteurs zijn, zijn zelfvoorzienend. En de meeste netto landen die voedsel importeren zijn meestal niet zelfvoorzienend.
De zelfvoorzieningsgraad is niet hetzelfde als voedselzekerheid. Voedselzekerheid heeft weinig te maken met de oorsprong van het voedsel of de mogelijkheid van een land om voedsel te produceren. Het gaat er dan vooral om dat het voedsel beschikbaar, toegankelijk, voedzaam en stabiel is.
Bij zelfvoorziening gaat het vooral om beschikbaarheid van voedsel en ligt de nadruk op de oorsprong van het voedsel of op de binnenlandse capaciteit om dat in voldoende hoeveelheden te produceren. Er zijn landen die op nationale schaal als zelfvoorzienend kunnen worden beschouwd, maar waar een deel van de bevolking toch honger lijdt. Deze landen produceren voldoende van bepaalde gewassen en voldoen daarmee aan de calorische eis, maar moeten nog steeds flinke hoeveelheden groente en fruit importeren om een gezond voedingspatroon te bereiken. Ook kan een hoog armoedeniveau de toegang tot gezonde voeding voor een deel van de bevolking beperken. Het omgekeerde geldt ook, landen kunnen een SSR hebben die ruim onder de 100% ligt en toch de middelen hebben om voedsel veilig te stellen en eerlijk te verdelen.
Nederland
De vraag is hoe zit het met Nederland. Puur kijkend naar de zelfvoorzieningsgraad lijkt het land er niet goed uit te komen. Volgens dat cijfer heeft Nederland namelijk een caloric self-suffiency ratio van 54,3%. En dat is relatief laag (ter vergelijking; het slechtste land volgens de FAO is Noorwegen met 50,8%). Dit getal zegt echter niet alles. Bij het inzoomen blijkt namelijk dat Nederland voor de meeste agrarische producten zelfvoorzienend is. Dat geldt alleen niet voor granen, oliezaden, melkpoeder en appels. Daarvan wordt onvoldoende in eigen land geproduceerd om aan de vraag te kunnen voldoen.
In het rapport 'Kan de Nederlandse landbouw 17 miljoen Nederlanders voeden' schrijven onderzoekers van Wageningen University en Research dat de zelfvoorzieningsgraad niet altijd een goede indicatie geeft van de mate waarin de Nederlandse landbouw in staat is om de Nederlandse bevolking te voeden. Onderzoekers schrijven bijvoorbeeld dat de hoge voorzieningsgraden van de meeste dierlijke producten gebaseerd zijn op de productie van grote hoeveelheden veevoer. Volgens het rapport zouden de zelfvoorzieningsgraden voor de meeste dierlijke producten ruim onder de 100% liggen zonder de invoer van veevoergrondstoffen. Nederland lijkt dus bij de landen te horen die een SSR hebben die ruim onder de 100% ligt, maar de middelen heeft om de voedselvoorziening veilig te stellen.
In de blogpost spreekt FDF schande van de mate waarin Nederland afhankelijk is van andere landen voor voedsel. Daarbij wordt de vergelijking getrokken met de Nederlandse en Europese afhankelijkheid van Russisch gas. Stel dat er een ramp gebeurt waardoor de Nederlandse grenzen dicht gaan voor import en export, wat gebeurt er dan met de Nederlandse voedselvoorziening?
Dat is precies de vraag die Wageningen Economic Research probeerde te beantwoorden in een studie. Uit die studie blijkt dat de Nederlandse landbouw ruim in staat is om de Nederlandse bevolking te voeden als zich een crisissituatie voordoet waarbij import en export niet meer mogelijk zijn. Zelf wanneer de productiviteit in de landbouw aanzienlijk daalt, bijvoorbeeld door tekorten aan veevoer, kunstmeststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, is er genoeg landbouwgrond in Nederland om alle nodige voedingsmiddelen te produceren. Als de huidige productie per hectare op peil blijft is zelfs maar de helft van de landbouwgrond nodig.
De stap naar zelfvoorziening vraagt om ingrijpende aanpassingen van de landbouwproductie. Door het wegvallen van de export ontstaat er een grote voorraad dierlijke producten, zoals vlees, eieren en zuivel. Door het wegvallen van import komt er een tekort aan veevoer. Hierdoor zullen in de intensieve veehouderij veel veehouders hun productie moeten beëindigen. Melkveehouders zullen er waarschijnlijk voor kiezen hun vee alleen ruwvoer te geven. Akkerbouw en tuinbouw moeten zich ook aanpassen. Export van aardappelen, groenten en bloemen is niet meer mogelijk. Omdat de import van voedingsmiddelen en voedselgrondstoffen stil komt te liggen, moet Nederland daar zelf voor zorgen. Daarvoor is het nodig dat de teelt van suikerbieten en aardappelen minder wordt en maar granen, oliezaden en peulvruchten toenemen.
''Ondanks de wegvallende import van voedsel, veevoer en grondstoffen zal er in een stationaire autarkie (een zelfvoorzienende situatie) voor iedere Nederlander een gevarieerd levensmiddelenpakket met brood, aardappelen, suiker, peulvruchten, groenten, fruit, melk, vlees en eieren beschikbaar zijn'', schrijven de onderzoekers. Het enige dat de Nederlandse consument moet missen zijn (sub)tropische producten zoals bananen en sinaasappelen. Het nieuwe menu van de Nederlander dat in samenwerking met het Voedingscentrum is samengesteld bevat meer aardappelen en kippenvlees en geen rijst, pasta, koekjes, noten, frisdrank en alcoholische dranken. Wel is er meer dan voldoende landbouwareaal om een gevarieerd voedselpakket te produceren. Ook kan dit worden aangevuld met moestuinen, de jacht, visserij en andere informele vormen van voedselvoorziening.
Om dit te bereiken kan het nodig zijn dat de overheid een dwingendere rol gaat spelen bij de voedselproductie. Denk aan het verplicht reserveren van een bepaald areaal voor de productie van granen, oliehoudende zaden en peulvruchten. Ook steunmaatregelen het houden van melkvee, fokzeugen en moederdieren van leghennen en het invoeren van een productiequota in de intensieve veehouderij zijn mogelijke maatregelen.
De onderzoekers denken dat vooral aan de consumentenkant steviger overheidsingrijpen nodig is om de onevenwichtige verdeling van voedsel te voorkomen. Ook kan de overheid de consument informeren over hoe er lekker gekookt kan worden met de beschikbare voedingsmiddelen. De aanpassingen aan de kant van de boer kunnen tot stand komen door vrije marktwerking. Wel kan de overheid er voor kiezen om in te grijpen door middel van wet- en regelgeving of het beïnvloeden van de markt door voorlichting, stimulering en facilitering.
Globalisering
De kans dat Nederland ooit in deze situatie gaat komen is bijzonder klein, aldus de onderzoekers. Toch is het goed om te weten dat Nederland wel degelijk zelfvoorzienend is als puntje bij paaltje komt. Dat Nederland nu niet zelfvoorzienend is, lijkt vooral een economische oorzaak te hebben.