Het is moeilijk om optimistisch te zijn over de Duitse economie. Jarenlang hebben ze meer op hun overheidsfinanciën dan op hun infrastructuur gelet. De belangrijke automobielindustrie strompelt al jaren van het ene naar het andere probleem. Op het ogenblik produceren ze nog altijd een derde minder auto's dan in 2012. En nu de vraag naar auto's wereldwijd herstelt, komt daar ook nog eens de genadeloze concurrentie van China bij. De energie-intensieve industrie heeft het moeilijk vanwege de hoge en onzekere energieprijzen. Verder heeft Duitsland ruim een miljoen Oekraïense vluchtelingen opgenomen (Nederland een kleine 95.000). En nu zijn de Duitse voetbalvrouwen ook nog eens vroegtijdig uit het WK geknikkerd door Columbia en Marokko…
Op zo'n moment is goed nieuws gewenst. Dat kwam vanochtend. Het volume nieuwe orders in de Duitse industrie lag in juni 7,0% hoger dan in mei. Voor het eerst sinds februari vorig jaar was de orderinstroom ook groter dan in dezelfde maand een jaar eerder.
De vraag is of hiermee nu een nieuwe trend is gestart of dat het slechts gaat om volatiliteit. Voor een optimistische visie pleit dat een deel van de eerdere zwakte is veroorzaakt doordat bedrijven op voorraden hebben ingeteerd. Zo'n proces komt een keer ten einde. Als voorraadintering in één klap plaatsmaakt voor voorraadopbouw kan het hard gaan. Misschien is het zo dat ondernemers sterk op voorraden hebben ingeteerd in anticipatie op een recessie. Als die dan uitblijft, komt er wellicht een moment dat een bedrijf zijn aanpak wijzigt.
Een negatiever narratief bouwt op andere argumenten. Natuurlijk is een stijging van de orders met maar liefst 7% in één maand geweldig, maar volgens Destatis, het Duitse CBS, is het cijfer geholpen door een 89% toename van orders in de luchtvaart. Daarbij gaat het waarschijnlijk om één of enkele orders van binnen de EU. Orders vanuit andere EU-landen stegen met 27%. Binnenlandse orders daarentegen daalden nog met 2% maand-op-maand.
Een andere nuancering bij dit optimisme is dat orders de laatste maanden erg volatiel zijn. Mooi, die 7,0% stijging in juni, die trouwens volgt op een bijna even mooie 6,2% stijging in mei. Daar staat dan weer tegenover dat de orders in maart met bijna 11% waren gedaald. Vergelijken we juni met februari, dan staat er een redelijke, maar niet spectaculaire +1,4%.
We zullen echt een paar maanden moeten afwachten om te zien of werkelijk sprake is van herstel.
Nu ik toch met lichtpuntjes bezig ben, dient ook vermeld te worden dat de Nederlandse NEVI-index, de vertrouwensindex van inkoopmanagers in de industrie, in juli iets minder negatief is geworden: 45,3 tegen 43,8 in juni. Dat de waarde nog altijd onder 50 noteert, impliceert wel dat de sector onder stevige druk blijft staan. Wel neemt het pessimisme iets af. Dat is een begin. Een week eerder bleek dat de CBS-index die het producentenvertrouwen in de industrie meet in juli nog iets verder is gedaald. Met een stijging in juli wijkt de NEVI-index af van wat er in andere landen gebeurt. Dus ook hier moeten we niet direct euforisch worden, maar een lichtpuntje is het zeker.
De Europese inflatie daalt verder. In juli staat de teller voorlopig op 5,3%. In juni was het nog 5,5%. Bij deze voorlopig cijfers maakte Eurostat ook cijfers bekend van vier onderliggende productgroepen. De inflatie nam af bij industriële goederen (5,0% in juli tegen 5,5% in juni) en bij voedsel (10,8% in juli, na 11,6% in juni). Bij energie versnelde het tempo van prijsdalingen: -6,1% in juli tegen -5,6% in juni. Het slechte nieuws kwam uit de dienstensector. Daar liep de inflatie juist op: van 5,4% in juni tot 5,6% in juli. De kerninflatie, dat wil zeggen de inflatie exclusief energie, voedsel, alcohol en tabak was stabiel op 5,5%.
Dit inflatierapport biedt 'voor ieder wat wils'. Haviken binnen de ECB zullen wijzen op de hardnekkige inflatie in de arbeidsintensieve dienstensector. Duiven wijzen juist op de dalende trend bij het totale inflatiecijfer. De kans is groot dat die trend zich de komende maanden zal voortzetten. In augustus, september en oktober vorig jaar stegen de prijzen elke maand met meer dan 1%. Die kans lijkt nu klein. Als de maandelijkse stijging de komende maanden kleiner is dan vorig jaar dan daalt het inflatiecijfer door basiseffecten.
Basiseffecten spelen de komende maanden ook een forse daling van de Nederlandse inflatie in de kaart. Volgens de 'snelle raming' van het CBS is onze inflatie gedaald van 5,7% in juni tot 4,6% in juli. Dat viel mij eigenlijk nog tegen, want het impliceert dat de prijzen toch zo'n 1,1% zijn gestegen in de maand juli ten opzichte van juni. Dat kwam ongetwijfeld door de verhoging van de accijnzen op brandstoffen, of meer accuraat, de gedeeltelijke beëindiging van de tijdelijke accijnsverlaging die vorig jaar in april is doorgevoerd. Verder zal de gestegen prijs voor ruwe olie hebben bijgedragen aan de maandelijkse prijsstijging. Tenslotte zal de inflatie ook een duwtje (omhoog) hebben gekregen van de huren. Die hebben een gewicht van circa 20% in onze inflatiemand. Huren liggen stevig aan banden in ons land, zelfs in de 'vrije sector'. Toch is de maximale huurverhoging dit jaar hoger dan vorig jaar. Het CBS heeft de details nog niet gepubliceerd, maar de jaarlijkse huurstijging die altijd in juli plaatsheeft, zal dit jaar waarschijnlijk hoger zijn geweest dan de 3,0% van vorig jaar.
Het bbp van de eurozone is volgens voorlopige cijfers in het tweede kwartaal met 0,3% gegroeid ten opzichte van het eerste kwartaal. Dat viel niet tegen. Zoals gebruikelijk was er wel een brede variatie tussen verschillende landen. Zo kromp de Italiaanse economie met 0,3%, stagneerde de Duitse, maar groeide de Franse met 0,5%. Details die de verschillen kunnen verklaren ontbreken vooralsnog.
Argument voor verdere renteverhogingen
De orders die in juni bij de Duitse industrie werden geplaatst lagen liefst 7,0% hoger dan in mei. Dit kan impliceren dat het proces van voorraadintering ten einde loopt. Dat zou goed nieuws zijn. Anderzijds is het junicijfer geholpen door een forse stijging van de orders in de vliegtuigbouw. Dat zijn 'bulky' orders en daardoor vaak volatiel. Omdat het gaat om grote bedragen heeft het een merkbare invloed op het totaalcijfer. Het is en kwestie van afwachten of de verbetering zich de komende maanden doorzet.
Nederlandse industriële ondernemers zijn volgens de NEVI-index iets minder negatief geworden over de toekomst. Daarmee wijkt die index af van wat vergelijkbare cijfers in andere landen laten zien.
De inflatie in de eurozone en in Nederland is in juli verder gedaald. De kerninflatie is niet gedaald en in de arbeidsintensieve dienstensector is de inflatie in de eurozone en ook bij ons zelfs wat toegenomen. Dat geeft de haviken binnen de ECB een argument om te pleiten voor verdere renteverhogingen.
De economie van de eurozone is in het tweede kwartaal met 0,3% gegroeid. Dat is iets beter dan verwacht en zal de haviken binnen de ECB ook steunen. De economie is kennelijk niet in een recessie terecht gekomen, dus dat is geen argument om van verdere renteverhogingen af te zien.
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.