Over landen in Oost-Afrika wordt vaak geschreven als een lijdend voorwerp. Door de grote afhankelijkheid van import voor de basisvoedselvoorziening lijden zij vaak direct onder problemen op de wereldvoedselmarkt. Toch biedt dat ook kansen.
Oostelijk Afrika, ten zuiden van de Sahara, staat alom bekend als een groeiregio. Zo behoren Oeganda en Ethiopië tot twintig de hardst groeiende economieën en groeit ook de bevolking in de streek hard. Wat ook groeit, is de groeiende kloof tussen de vraag naar voedsel en het lokale aanbod. Afrika is als continent afhankelijk van de import voor veel producten, een daarvan is graan. Rabobank schrijft in een rapport dat het verwacht dat de toenemende urbanisatie resulteert in veranderende eetpatronen en een groeiende graanconsumptie.
Over twaalf jaar mogelijk exporteurs
In 2035 hebben de 22 landen in ESSA (Eastern Sub Saharan Africa) samen 705 miljoen inwoners. De bevolkingsgroei zorgt ervoor dat de witte maïs consumptie gaat groeien. Tegelijkertijd ziet Rabobank dat de vraag naar andere granen als rijst groeit. Voor veel van die granen is de regio niet zelfvoorzienend. Hoewel maïs en tapioca in de regio worden geteeld, geldt dat niet voor tarwe en rijst. De verwachting is dat in 2035 de acht grootste economieën in de regio zo'n twee tot drie miljoen ton extra tarwe importeren. Sommige landen verbouwen relatief weinig in eigen land en blijven importeren. Maar landen als Zambia en Zimbabwe produceren al 7 ton tarwe per hectare, hetzelfde gemiddelde als Frankrijk. De verwachting is dat deze landen zelfvoorzienend worden en over twaalf jaar mogelijk exporteurs zijn.
De bank verwacht dat de tarweproductie in Ethopië verder groeit, maar verwacht niet dat het land zelfvoorzienend wordt. Kenia is de grootste maïsproducent in de regio. En doet er veel aan om zelfvoorzienend te worden. Zo heeft het onlangs de grenzen geopend voor genetisch gemodificeerde grondstoffen. Ook legt het dammen aan om de irrigatiesystemen op boerderijen te verbeteren.
Stijgende voedselprijzen
In de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara stegen de prijzen van basisvoedingsmiddelen tussen 2020 en 2022 met 23,9%. De prijzen van een gemiddeld winkelmandje stegen met 8,5%. Afrikaanse landen lijden vanwege hun afhankelijkheid van import direct onder wereldwijde omstandigheden. Dit heeft als gevolg dat prijsstijgingen in sommige gevallen wel een op een worden doorberekend aan de lokale consument. Zo blijkt uit een onderzoek van het IMF.
Ook lokale grondstoffen worden duurder in sommige landen. Dit komt door duurdere meststoffen en hogere inputkosten, waardeverlies van de lokale munteenheid en verstoringen van lokale voorraden. Het IMF schat dat de belangrijkste factor in prijsverhogingen de groeiende lokale consumptie is. Als de consumptie met 1% groeit, stijgt de prijs gemiddeld 0,7%. Dit effect is groter als er sprake is van geïmporteerd basisvoedsel. Dan is de prijsstijging ongeveer 1,2%. Afrika is een gigantisch continent en dus is het kort door de bocht om alle landen over een kam te scheren. Het IMF schrijft dat landen met een sterke monetaire beleidskaders beter zijn in het binnen de perken houden van inflatiedruk op voedselprijzen en dus inflatie beter onder controle houden. Landen met zwakker monetair beleid hebben ook vaker te maken met hogere voedselprijzen.
Volgens het IMF is het verbeteren van het financiële beleid een goede manier om prijzen onder controle te krijgen, bijvoorbeeld door te investeren in klimaatresistente infrastructuur of sociale programma's. Beleidsmakers kunnen ook helpen door zaden en meststoffen goedkoper te maken door de regelgeving omtrent handel te stroomlijnen en R&D in te zetten om innovatie een boost te geven.
Verbeterpunten
In het rapport stipt Rabobank ook enkele verbeterpunten aan. Zo moet de transport en logistiek infrastructuur worden verbeterd. Dit is de belangrijkste prioriteit, de regio moet toegang krijgen tot de wereldwijde kunstmestmarkt, in staat zijn tarwe in te kopen uit competitieve regio's en de hoge transportkosten van witte maïs binnen de regio verlagen.
Een tweede puntis het boerenbedrijf verbeteren. Hier worden als voorbeeld genoemd: verdere mechanisatie, verbeteren van irrigatie en het in gebruik nemen van moderne landbouwpraktijken. Ook moet het beleid duurzamer worden. De bank noemt publiek-private samenwerkingen als belangrijke factor voor succes. Ze wijst ook naar het succes van subsidies, maar ziet ook in dat dat wellicht geen haalbare optie is voor landen met kwetsbare economieën.
Voor de verdere keten biedt de regio volgens Rabobank interessante kansen. Zo profiteren tarwe-importeurs van de groeiende kloof tussen vraag en aanbod, maar zijn investeringen in logistiek nodig om de capaciteit van transporthubs als havens te verbeteren. Ook graanverwerkers zien hun capaciteit groeien de komende jaren. Niet alleen voor humane consumptie, maar ook in het verwerken van graan tot veevoer ziet de bank kansen.
Korte termijn
De suggesties en aanbevelingen die het IMF en Rabobank doen, dienen vooral de lange termijn. Op de korte termijn heeft de voedselonzekerheid in Afrika al een grote impact. Volgens Michael Dunford, hoofd van het Wereldvoedselprogramma in Oost-Afrika, zijn er zo'n 80 miljoen mensen in de regio die te maken hebben met acute voedselonzekerheid. Zo liet hij weten aan DW. Dit komt door een verscheidenheid aan factoren, een daarvan is het einde van de graandeal tussen Rusland en Oekraïne. Vooral Oost-Afrika lijkt hard geraakt te worden door het einde van dat akkoord.
De tarweprijs in Mogadishu verdubbelde toen Rusland Oekraïne binnenviel, maar daalde met 25% nadat de deal werd gesloten. In de weken na het klappen van het akkoord blijkt uit data van het Wereldvoedselprogramma dat de prijzen in de hoofdstad van Somalië weer stegen. Het einde van het graanakkoord komt bovenop de droogte, de ergste in decennia, die Somalië, Ethiopië en Kenia teistert.
Rusland, die de stekker uit de graandeal trok, hoopt een wit voetje te halen in Afrika door gratis graan te geven aan een aantal landen, waaronder Somalië. En meer graan naar Afrika te exporteren. Op die manier hoopt Poetin zichzelf te positioneren als de redder van het continent. Vanuit de Afrikaanse Unie werd destijds lauwtjes gereageerd. Het gratis graan was een leuke geste, maar een hervatting van de deal is wat veel landen betreft de enige optie. Gezien de eisen die Rusland stelt aan een nieuwe deal of een staakt het vuren lijkt de kans daarop heel klein. Wellicht vandaar dat Oekraïne ook de toenadering zoekt tot Afrikaanse landen om op die manier de groeiende Russische invloedssfeer een halt toe te roepen.