defotoberg / Shutterstock.com

Opinie Krijn J. Poppe

Verkeerd denken achter de kritiek op exportpositie

5 Oktober 2022 - Krijn J. Poppe

De laatste tijd is er weer uitvoerig aandacht voor onze exportpositie. Zelf moet ik regelmatig teksten corrigeren waarin auteurs achteloos iets schrijven over "grootschalige, kostprijs-gedreven, exportgerichte landbouw" in beschouwingen over onze milieu-uitdagingen. Het zou me verbazen als boeren die aan de Nederlandse retail leveren veel duurzamer produceren dan de collega's die aan het Duitse Rewe of het Franse Danone leveren. Specifieke duurzaamheidsschema's daargelaten. Vaak is die export ook maar net over de grens: van Assen naar Bremen is niet verder dan naar Breda.

De Nederlandse landbouw is altijd exportgericht geweest en de handelsbalans was dus vaak een punt van aandacht. Een van de meest bekende studies daarover stamt uit 1985. Gerrit Meester en Dirk Strijker, toen boegbeelden van het LEI, voerden op verzoek van de WRR een studie uit, waarin ze vaststelden dat niet alleen Nederland exporterend was, maar ook Europa netto-exporteur aan het worden was: "Het Europese landbouwbeleid voorbij de scheidslijn van zelfvoorziening" was de samenvattende titel.

De studie liet zien waarom het door Mansholt ontworpen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid tegen zijn grenzen aanliep en vanwege succes moest worden aangepast. De beleidsinstrumenten, zoals importheffingen en exportrestituties, werkten zolang de EU netto-importerend was. Maar nu de situatie omklapte naar netto-exporterend werd het onbetaalbaar en kon je wachten op de klachten van de handelspartners over exportsubsidies. Het beleid moest dus anders, in een liberaliserende wereld.

Nederlandse exportpositie bejubeld
De melkquota, de braaklegregeling en de graanprijsdaling hingen dan ook in de lucht en de weg was weer vrij voor meer export. Ook vanuit Nederland en die is jarenlang bejubeld: Nederland de tweede exporteur ter wereld (en grote importeur, hoewel dat minder aandacht kreeg). Tot de komst van de euro was die export een steunpilaar voor de wisselkoers van de gulden. Maar die tijd ligt achter ons: voor de betalingsbalans van de euro heeft de export tussen Nederland en Duitsland niet meer waarde dan die tussen Friesland en Groningen.

Vanuit de historie van Nederland als agrarisch exportland lijkt me zo'n ideologie van zelfvoorziening minder gewenst

Inmiddels lijken we in Nederland opnieuw een scheidslijn voorbij te zijn: de mate waarin onze export ten koste mag gaan van onze leefomgeving. De burger stelt daar duidelijk grenzen aan. Met het intrekken van de derogatie in de melkveehouderij stellen nu ook de Europese partners dat onze export gezien de milieuproblemen wel een tandje minder kan. We bungelen onderaan in een Europees lijstje over de kwaliteit van ons watersysteem, dat moet beter in de ogen van onze concurrenten - die ook onze klanten zijn.

Verkeerd denken achter kritiek
Het is dus wel begrijpelijk dat sommigen achteloos de exportgerichtheid bekritiseren, terwijl ze de productieomvang bedoelen. Toch zit er een verkeerd denken achter. Namelijk het idee dat het eerste deel van de productie voor nationale consumptie wordt gebruikt en het overschot wordt geëxporteerd. Zo werkt de markteconomie niet. Als er hier minder melk wordt geproduceerd, is het heel goed denkbaar dat de zuivelindustrie zich vooral toelegt op babyvoeding, sportdrankjes, klinische voeding, merkartikelen en tal van andere producten met toegevoegde waarde, terwijl goedkope basiszuivel zonder veel duurzaamheidseisen uit het buitenland wordt gehaald. Zo'n toename van import en export kan een goede ontwikkeling, want dan verdienen we het meest aan onze beperkte productiecapaciteit. En het past in Nederland als handelsland.

Nederlandse supermarkten willen graag een niet-vrijblijvende bijdrage aan de verduurzaming van de veehouderij leveren door 'hun' 20% van de productie te helpen verduurzamen. Door een selecte groep bedrijven die duurzaam en goedkoop kunnen leveren aan zich te binden. Dat helpt, maar de consequentie is dat de overheid dan voor het "exportprobleem" mag zorgen. Vanuit de historie van Nederland als agrarisch exportland lijkt me zo'n ideologie van zelfvoorziening minder gewenst. Het probleem is niet de export, maar het realiseren van toegevoegde waarde met duurzamere productie. Die toegevoegde waarde ligt eerder in internationale nichemarkten dan bij Nederlandse consument die op zoek is naar een koopje voor zijn basispakket levensmiddelen.

Krijn J. Poppe

Krijn Poppe werkte bijna 40 jaar als econoom bij het LEI en Wageningen UR en vervult nu een aantal advies- en bestuursfuncties. Voor Boerenbusiness duikt hij in zijn boekenkast en bespreekt actuele ontwikkelingen aan de hand van klassiek geworden studies.

Bel met onze klantenservice 0320 - 343 368

of mail naar support@foodbusiness.nl

wilt u ons volgen?

Ontvang onze gratis Nieuwsbrief

Elke dag actuele marktinformatie in uw inbox

Aanmelden