Jerome Powell, de president van de Amerikaanse centrale bank Fed, benadrukt de sterkte van de Amerikaanse economie. Powell ziet de renten nog wel stijgen. Christine Lagarde, de president van de Europese Centrale Bank (ECB), laat zich niet in de kaarten kijken en benadrukt de 'datagedreven aanpak'. Japan en China worstelen daarbij met een aansterkende dollar
De centrale bankiers van de wereld kwamen afgelopen vrijdag samen voor het jaarlijkse Jackson Hole Symposium. In het Amerikaanse ski-oord stond het gevecht tegen inflatie en hoe het nu verder moet met de rente weer hoog op de agenda. Zowel Europa, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk volgen dezelfde trend, waarbij 'headline inflation' gestaag daalt en kerninflatie (wat meer volatiele elementen zoals voedsel en brandstof negeert) een stuk hardnekkiger blijkt. Er zijn echter belangrijke verschillen in wat het hoge rentepeil teweegbrengt in de economieën van de G7-landen. In de Verenigde Staten loopt de economie nog relatief op volle toeren, wat niet kan worden gezegd voor Europa en het Verenigd Koninkrijk.
In deze context lagen de toespraken van Powell en Lagarde dus ook ver uit elkaar. Powell klopte zichzelf op de schouder voor de gemaakte vooruitgang, maar duidde in dezelfde adem ook op de onverwachte sterkte van de economie. Hierbij wees hij specifiek op het BBP, de hoge consumptiegraad, en de huizenmarkt. Moest data in deze categorieën in de nabije toekomst positief blijven verrassen, is dit het signaal dat de rente nog een stuk hoger moet. Een veerkrachtige economie brengt immers het risico met zich mee dat inflatie weer versnelt, een scenario dat in het verleden al is voorgekomen. Na de speech schatte de markt de kans op een pauze in september gevolgd door een renteverhoging in november in op zo'n 66%. Dit lijkt de nieuwe 'modus operandi' voor de Fed: het tempo aanpassen en op die manier meer tijd kopen om economische data te analyseren.
Inflatiecijfers van groot belang voor beleid ECB
In haar toespraken ECB-president Christine Lagarde niet in haar kaarten kijken. Ze bleef volhouden dat er bij de volgende meeting wordt gepauzeerd of verhoogd, afhankelijk van economische data. De inflatiecijfers voor de maand augustus, die komende donderdag worden vrijgegeven, gaan hierbij van groot belang zijn. Een hoog cijfer (marktverwachting ligt op 5,3%) kan een aanleiding zijn voor een renteverhoging bij de volgende ECB-bijeenkomst op 14 september. En daardoor een positief effect heeft op de euro/dollar-koers.
De Europese economie doet het een stuk slechter dan de Amerikaanse. Hierbij kan vooral worden gewezen op Duitsland, die na een recessie van zes maanden enkel slaagde in stagnatie in het tweede kwartaal van dit jaar. Wat wel als lichtpunt mag worden beschouwd, is dat een verslechterde economische outlook vaak dient als een demper op de vraagkant van 'vraag en aanbod'. En dus een afvlakkend effect kan hebben op inflatie.
Aziatische landen met tegenovergesteld probleem
Twee Aziatische landen waar het woord inflatie op dit moment geen schrik inboezemt, zijn China en Japan. Beide landen kampen immers met het tegenovergestelde probleem, dat van deflatie en een afnemende prijsdruk. Hierdoor houden de centrale banken de rentes dan ook kunstmatig laag, met als doel economische activiteit te stimuleren. De People's Bank of China (PBOC) voerde recent onverwacht een renteverlaging door. Dit verschil in beleid vind je ook terug in de lokale valuta. De CNY is een van de slechts presterende valuta dit jaar, en ook de Japanse Yen staat onder sterke druk.
Nieuwe hoofdman van de Bank of Japan Kazuo Ueda gaf geen commentaar op de valutakoers, maar zei wel dat de tegenvallende prijsgroei betekent dat het huidige beleid onverminderd doorgaat.
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.